Foto: David van der Mark

Toenemende ruimtelijke verschillen in opleiding

28 juni 2017 | DEMOS jaargang 33, nummer 6 - juni 2017
Met de bloei van de Randstadmetropolen neemt in Nederland het contrast tussen grootstedelijke dertigers en hun leeftijdgenoten buiten de Randstad toe. Het kenniskapitaal en inkomen van dertigers in perifeer gelegen regio’s is de afgelopen vijftien jaar achterop geraakt bij dat van leeftijdgenoten in de Randstad. In Groot-Amsterdam is inmiddels ruim één op de vier dertigers een academicus. In de kop van Noord Holland slechts één op de veertien.

Het kenniskapitaal en inkomen van dertigers in perifeer gelegen regio’s is de afgelopen vijftien jaar achterop geraakt bij dat van leeftijdgenoten in de Randstad. In Groot-Amsterdam is inmiddels ruim één op de vier dertigers een academicus. In de kop van Noord-Holland slechts één op de veertien.

 

JAN LATTEN, NIELS KOOIMAN & MARCO BONTJE

De Verscheidene perifere gebieden in Nederland kregen de afgelopen jaren te maken met bevolkingskrimp. De groei concentreert steeds meer in de steden en vooral in de Randstad. Het recente demografische en economische succes van de stad past bij Edward Glaeser’s idee van Triumph of the City. Het ruimere aanbod aan opleidingsmogelijkheden, carrièrekansen en voorzieningen werkt in toenemende mate als een ‘magneet’ op nieuwe generaties: de arbeidsmarkt verschuift steeds meer naar een diensten- en kenniseconomie voor hoogopgeleiden. Universiteitssteden en steden met veel gespecialiseerde banen voor hoogopgeleiden vormen daarmee een ’emancipatiemachine’ voor nieuwe generaties getalenteerden. Op latere leeftijd, met een hoger inkomen en vaak met een gezin blijft men graag in een stad of de nabijheid van een stad. De consequenties voor de achterblijvende bevolking krijgen tot nog toe minder aandacht. Toch groeit de zorg van een groeiende kloof in de bevolking die zich ook politiek kan uiten. Welke feitelijke indicaties zijn er voor een groeiende ongelijkheid tussen ‘burgers en buitenlui’ in termen van regionale ongelijkheid?

Ontwikkeling eind dertigers

Om ongelijkheid in opleiding en inkomen in het vizier te krijgen ligt de focus hier bij eind-dertigers. Er zijn meerdere redenen om juist naar eind-dertigers te kijken. De (fulltime) onderwijscarrière is bij deze leeftijdsgroep vrijwel voltooid. Daarnaast zijn eind-dertigers honkvaster. Slechts twee procent van de 35- tot 40-jarigen verhuist jaarlijks naar een andere regio. De arbeidsdeelname van 35- tot 40-jarigen is hoog en zij hebben nog een belangrijk deel van hun arbeidsloopbaan voor zich. Zij zijn nog relatief lang van economisch belang voor de regio. Hoe scoren eind dertigers in termen van loon en opleiding in de steden vergeleken met leeftijdgenoten aan de randen van het land?

Platteland kent minder academici dan stad…

Landelijk is het aandeel 35- tot 40-jarigen met een afgeronde universitaire opleiding toegenomen van 8 procent in 1999 naar 14 procent in september 2013. Weliswaar is het aandeel universitair opgeleiden in álle gebieden toegenomen, maar met verschillende snelheden. Het academisch kenniskapitaal in de perifere regio’s, vooral die zonder universiteit, blijft duidelijk achter. Gemiddeld nam het percentage universitair gediplomeerden in die regio’s toe met 3 procentpunten. In de grootstedelijke regio’s steeg het aandeel universitair gediplomeerden met 10 procentpunten (figuur 1).

Figuur 1. Het percentage van de 35- tot 40-jarigen met een universitair (master-)diploma

 

Zo heeft in Groot-Amsterdam en in de agglomeratie Haarlem inmiddels meer dan een kwart van de 35- tot 40-jarigen een universitair diploma. In veel andere Randstedelijke regio’s zoals de provincie Utrecht, de agglomeratie Den Haag en de agglomeratie Leiden en Bollenstreek geldt dit voor meer dan een op de vijf eind-dertigers. Deze ontwikkeling staat in sterk contrast met dat van de bevolking in bijvoorbeeld de Achterhoek, Zeeland, de Kop van Noord-Holland en grote delen van de drie noordelijke provincies. Het percentage universitair opgeleiden is daar 7 procent of lager.

… en heeft lagere inkomens

Vrouwen in de vier grootstedelijke regio’s verdienden gemiddeld 17 procent meer dan vrouwen van dezelfde leeftijd op het platteland. Het doorsnee inkomen van vrouwen tussen 35 en 40 jaar in perifere regio’s zonder universiteit was zowel in 1999 als in 2014 bijna 14 procent lager dan het landelijk gemiddelde voor vrouwen in die leeftijdscategorie. Deze grote regionale verschillen in lonen van vrouwen zijn tussen 1999 en 2014 vrijwel constant gebleven. Gedeeltelijk worden deze verschillen (naast opleiding) veroorzaakt doordat vrouwen in de buitengebieden gemiddeld minder uren werken. Mannen die in de buitengebieden wonen, verdienen ook minder dan leeftijdsgenoten in andere regio’s, terwijl mannen in de Randstad juist meer verdienen dan anderen. In 1999 verdienden mannelijke werknemers van 35 tot 40 jaar in het buitengebied zonder universiteit bijna 6 procent minder dan het landelijke gemiddelde van leeftijdsgenoten. In 2014 is de achterstand ten opzichte van het landelijke gemiddelde verder opgelopen tot ruim 9 procent. Het doorsnee inkomen van mannen in de vier grootstedelijke regio’s (Groot-Amsterdam, Groot-Rijnmond, agglomeratie Den Haag en provincie Utrecht) lag in 2014 al 8 procent hoger dan gemiddeld in Nederland. Voor alle 13 perifere regio’s zonder universiteit geldt dat het doorsnee loon van zowel mannen als vrouwen lager ligt dan het landelijke gemiddelde.

Figuur 2. De procentuele afwijking van het landelijke mediane looninkomen van werknemers van 35 tot 40 jaar met een universitaire opleiding, naar geslacht en type woonregio

 

Hoogopgeleiden op platteland verdienen minder

De lagere lonen van werknemers in het buitengebied zijn deels het gevolg van het lagere opleidingsniveau. Maar ook als we academici met elkaar vergelijken, blijven de lonen in perifere regio’s achter (zie figuur 2). Het jaarloon van 35-tot-40-jarige mannen met een universitaire opleiding in perifere regio’s bleef in 2014 zes procent achter bij het doorsnee landelijke loon van 35-tot-40-jarige mannelijke universitair opgeleiden (tegenover een verschil van negen procent als geen rekening wordt gehouden met opleidingsniveau). Ook dit contrast is ontstaan sinds de eeuwwisseling; in 1999 was er nog geen verschil. Universitair opgeleide vrouwen in de buitengebieden zonder universiteit verdienen ook steeds minder dan hun leeftijdsgenoten met hetzelfde opleidingsniveau in andere regio’s. In 2014 bedroeg het verschil in loon al 14 procent; in 1999 was dat nog vijf procent.

Migratie van talent draagt bij aan toenemend contrast

Bij de opgelopen verschillen in het aandeel hoogopgeleiden tussen de Randstad en de buitengebieden speelt de zogenoemde uitsortering in de verhuisstromen een belangrijke rol. Mensen met een universitair diploma zijn gedurende hun leven ruimtelijk mobieler dan anderen. Om een volledig beeld te krijgen van de rol van selectieve verhuisstromen voor de regionale verschillen in intellectueel talent is het niet voldoende om te kijken naar het opleidingsniveau op het moment van de verhuizing. Jonge mensen verhuizen immers vaak nog voordat ze zijn afgestudeerd. Daarom is in retrospectief de geboortegeneratie 1979 gevolgd vanaf 1995 (toen zij 16 jaar waren) tot 2014 (toen zij 35 jaar waren ). Figuur 3 laat duidelijk zien dat vooral de academisch gevormden, ruim 12 procent van het totale geboortecohort 1979, vaker over langere afstand verhuizen. Zowel vóór het afstuderen (de eerste piek), als erna. De tweede piek ligt halverwege de twintig en valt samen met het zetten van de eerste stappen op de arbeidsmarkt na het afstuderen.

Figuur 3.  Het percentage van geboortecohort 1979 dat tussen de leeftijd van 17 jaar in 1996 tot en met 35 jaar in 2014 tussen COROP-regio’s is verhuisd, naar uiteindelijk behaald opleidingsniveau

In de levensfase tussen 16 en 35 jaar trekken veel mensen vanuit de (semi-)perifere delen van Nederland naar de Randstad, en dan vooral naar de grote steden. Dit proces van verstedelijking gaat gepaard met een bovengemiddelde uitsortering van hoogopgeleiden omdat vooral zij over grotere afstanden verhuizen. Op 16-jarige leeftijd bestonden er nauwelijks regionale verschillen in het aandeel jongeren dat later een universitair diploma zou behalen. Na het uit huis gaan verandert dit snel. Logischerwijs concentreren de aankomende academici tussen leeftijd 18 en 22 zich voornamelijk in de studentensteden. Vanaf halverwege de twintig, voor de meesten samengaand met de overgang van studie naar het werkende leven, zijn hoogopgeleiden bovengemiddeld geneigd om naar de grote steden in de Randstad te verhuizen. In de vier grootstedelijke regio’s is vanaf die leeftijd het aandeel academici ruim anderhalf keer zo hoog als landelijk. Het absolute aantal academici in de grote steden is op leeftijd 35 zelfs twee keer zo hoog als het aantal talentvolle jongeren op leeftijd 16. Onder dertigers verliezen de grote steden welisweer een klein deel van de hoogopgeleiden, maar dit betreft vrijwel uitsluitend suburbanisatie. Daardoor blijft het talent geconcentreerd in het Randstedelijk gebied. Dit leidt ertoe dat uiteindelijk het aandeel academici in de perifere regio’s aanmerkelijk lager is dan wanneer de jongeren waren teruggekeerd.

Vergelijken we de woonplaats van universitair geschoolde mensen van geboortecohort 1979 op 35-jarige leeftijd (in 2014) met de woonplaats van diezelfde mensen toen zij 16 jaar waren (in 1995), dan blijkt dat perifere regio’s in de tussenliggende periode bijna de helft van de academici zijn kwijtgeraakt (zie figuur 4). Buiten de regio’s van de studentensteden Groningen en Maastricht is zelfs 60 procent van de academici in de dop vertrokken. In semi-perifere regio’s blijft het verlies van talent beperkter dan in de echt perifere regio’s: het aantal op 35-jarige leeftijd is 30 procent lager dan het was met leeftijd 16. De hier beschreven trends voor het geboortecohort 1979 zijn ook waargenomen voor de daaropvolgende geboortecohorten. Deze kunnen we echter nog tot minder ver in de levensloop volgen.

Figuur 4. Het aandeel personen van geboortecohort 1979 dat uiteindelijk een universitair diploma behaalde,
naar woonregio* op leeftijd 16 (in 1995) en leeftijd 35 (in 2014)

 

Een land van twee snelheden?

De cijfers laten een duidelijk beeld zien: de nieuwe generatie dertigers die in perifeer gelegen regio’s woont, is in de afgelopen jaren qua opleiding en inkomen verder op achterstand gekomen ten opzichte van de grootstedelijke dertigers. In bijna vijftien jaar tijd is de ‘stedelijke triomf’ samengegaan met de opkomst van ongelijke ontwikkelsnelheden. Het opleidingsniveau en het daaraan gekoppelde inkomensniveau in de Randstad ligt in toenemende mate hoger dan daarbuiten. Overigens betekent een hoger inkomen in de grote steden niet per definitie een grotere koopkracht omdat ook de kosten van het levensonderhoud regionaal kunnen verschillen. Zo liggen de woningprijzen in Amsterdam en Utrecht fors hoger dan elders in Nederland.

De resultaten van ons onderzoek lijken op het eerste gezicht in tegenspraak met een recente studie van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) die liet zien dat de achterstand van afgelegen dorpen wat betreft opleidingsniveau sinds 2001 min of meer gelijk is gebleven. De studie van het SCP richtte zich echter op onderlinge verschillende tussen dorpen in diverse regio’s. En hoewel die verschillen misschien niet zijn toegenomen is dat volgens onze studie wel het geval als bredere regio’s worden vergeleken. Arbeidsmarkten strekken zich immers verder uit dan de eigen woonkern. Bovendien vat de SCP-studie onder hoogopgeleiden ook inwoners met een hbo-opleiding. Onze studie was uitsluitend gericht op de universitair gediplomeerden, ook omdat dit ruimtelijk de meest mobiele groep is.

Ons onderzoek laat zien dat de winst van de grote stad – de aanwas van hoger opgeleiden – ten koste gaat van de meer perifeer gelegen gebieden van ons land. Er is sprake van een structurele uitsortering van de hoogst opgeleiden. Dat leidt tot toenemende regionale ongelijkheid in opleidingsniveau en inkomen. Dat raakt vele aspecten van het leven. Opleiding en inkomen zijn immers verbonden met tal van andere kansen in het leven. Zo vinden hoogopgeleide vrouwen in de stad vaker een hoogopgeleide partner, hebben hoger opgeleiden meer welvaart, duurdere huizen, betere buurten, meer kans op hoogopgeleide kinderen, een langer leven en uiteindelijk meer kwaliteit van leven. Volgens de nieuwste regionale bevolkingsprognose van het CBS en PBL zal de toekomstige bevolkingsgroei zich blijven concentreren in de grootstedelijke regio’s van de Randstad. Jonge hoger opgeleide mensen zullen naar de grote stad blijven vertrekken vanuit het buitengebied. Als deze uitsortering ook in de toekomst even sterk aanhoudt als in de afgelopen 15 jaar, en daar heeft het alle schijn van, dan zullen opleidingsverschillen en geconstateerde loonverschillen tussen de grote steden en het buitengebied verder toenemen. Dat kan nieuw voedsel geven aan het lopende maatschappelijke debat over regionale ongelijkheid en solidariteit.

Jan Latten, Universiteit van Amsterdam en CBS, e-mail: j.j.latten@uva.nl
Niels Kooiman, CBS, e-mail: c.kooiman@cbs.nl
Marco Bontje, Universiteit van Amsterdam, e-mail: m.a.bontje@uva.nl

 

Literatuur

Glaeser, E.L. ( 2012),
Triumph of the city. How our greatest invention makes us richer, smarter, greener, healthier and happier. London: Pan Macmillan.
Steenbekkers, A., L. Vermeij en P. van Houwelingen (2017),
Dorpsleven tussen stad en land. SCP-publicatie 2017-02, Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
Lees ook:

 

Lees ook

Bul binnen? Op naar de Randstad (nrc.nl)

KNAW Logo
Cookie consent
This website makes use of third party cookies for traffic analysis. Privacy statement.